Luchthaven Schiphol zondag 31 juli 2011auteur: Sieta van Keimpema

Week 30 - 'De goede zuivelpraktijk’

Week 30 - ‘De goede zuivelpraktijk’

Het valt mee met de vakantiedrukte op Schiphol waar ik donderdagmorgen vroeg vertrek voor een gesprek in München met de Beierse landbouwminister.

Landbouwminister Emilia Muller, die tevens zitting heeft in de Landbouwraad van het Europees Parlement en het Duitse landbouwministerie adviseert, toont veel belangstelling voor de visie van de EMB. Aanwezig bij het gesprek zijn nog twee hoge ambtenaren van het Beierse landbouwministerie; de heer Schmidt en mevrouw Schneider, naast Romuald Schaber, twee collega’s van de BDM en ondergetekende voor de EMB. Een gesprek dat door de BDM en de EMB is aangevraagd naar aanleiding van de gepubliceerde aanbevelingen van de Landbouwraad van het Europees Parlement en uitlatingen van mevrouw Müller daarover.

De uitgangspunten van het rapport van de Landbouwraad zijn goed geformuleerd. Een duurzaam landbouwbeleid waarbinnen rekening wordt gehouden met het platteland, transparantie en een eerlijke verdeling van de marges.
Het probleem zit hem in de manier waarop de Landbouwraad dat denkt te bereiken. Dan wordt hier en daar een flink scheve schaats gereden omdat de aanbevelingen te theoretisch zijn en te weinig rekening houden met de huidige praktijk.

Zoals de uitzonderingspositie voor coöperaties waardoor er voor de 52% coöperatieve melkveehouders aan hun onderhandelingspositie de komende jaren niets verandert. Mevrouw Müller heeft begrip voor de argumenten van de EMB over de onderhandelingspositie van álle melkproducenten en bevestigt het vermoeden van de EMB dat veel leden van de Landbouwraad van het Europees Parlement een totaal ander beeld hebben van coöperaties dan de praktijk is. In het gesprek komt naast de bundelingsmogelijkheden voor een deel van de melkproducenten, ook de keuzevrijheid van melkveehouders voor een melkfabriek aan de orde, en ik leg het systeem van ‘kapitaal in de dode hand uit’ zoals we dat bij Nederlandse coöperaties hebben.
Mevrouw Müller reageert ongeveer hetzelfde als Richard Ainsworth, het Britse parlementslid voor de conservatieven, een paar weken geleden deed. Stomverbaasd vraagt ze zich af of een dergelijk systeem rechtsgeldig is in de EU. Ainsworth drukte zich wat krachtiger uit over dit systeem: “You’ve been robbed (“je bent bestolen”).

Müller benadrukt dat in Duitsland dergelijke zaken niet aan de orde zijn en dat Duitse melkproducenten met de bundelingmogelijkheden wel een keuze hebben. Maar dat is maar de vraag. Net als de DDB heeft de Duitse Milk Board een flink deel van het nationale melkvolume gebundeld, toch is het tot nu toe niet mogelijk gebleken om voor de aangesloten leden te onderhandelen over de melkprijs. Simpelweg omdat de melkfabrieken ( coöperatief of particulier) ‘nee’ zeggen. Dat is straks voor de particuliere melkfabrieken geen optie meer, een contract wordt voor hen verplicht, maar bij de coöperatieven verandert er niets. Dus zal het grootste deel van de melkproducenten prijsnemer blijven en zullen daardoor de particuliere melkfabrieken alleen bereid zijn een contract te sluiten op een zeer laag niveau. Tot zover de onderhandelingspositie. Mevrouw Müller begrijpt het probleem.

De mogelijkheid om te bundelen is niet voldoende om een betere positie in de markt te krijgen. Het is het begin. Wat de zuivelmarkt daarnaast nodig heeft zijn regels ‘voor de goede zuivelpraktijk. Wat ik daarmee wil zeggen is: een aantal regels waardoor je kan toetsen of er sprake is van eerlijke handel. Zonder toetsingskader kan je namelijk nooit als Europese Commissie of Europees Parlement vaststellen of een melkverwerker zijn leveranciers een contract met eerlijke bepalingen aanbiedt of niet. En ook verschillen tussen lidstaten in de manier waarop leden/leveranciers worden gebonden aan de melkfabriek, moet daarbij ter discussie staan. Net als de inhoud van de contracten.

Is ‘de dode hand’ een niet legale manier van ledenbinding? Is een contract dat langer dan een jaar loopt, wel of niet in orde? Hoe moet een melkproducent reageren op signalen van de markt als hij een boeteregeling in zijn contract heeft die hem bestraft bij te veel én te weinig levering van melk? Is een meerprijzen stelsel voor melk, in A en B-melkprijzen wel WTO-proof, of laat de Europese zuivelindustrie de melkproducenten zo als het ware opdraaien voor een alternatieve vorm van exportrestitutie? Waarbij de melkverwerker nooit meer een poging hoeft te doen om de markt te reguleren om overaanbod met dumpprijzen te voorkomen?

Het zijn zaken waar theoretici niet zo snel aan denken maar de mensen uit de praktijk wel. Wij moeten immers met het nieuwe zuivelbeleid werken de komende decennia.

We verlaten het Beierse landbouwministerie met een goed gevoel: er is inhoudelijk gediscussieerd en we hebben afgesproken om na het zomerreces opnieuw langs te komen voor een gesprek om te horen wat de vorderingen op onze kritische punten zijn.
Ik vertrek weer naar Nederland, net een paar uren voordat 400.000 Duitsers vanaf vliegveld München naar hun vakantiebestemming vliegen. Met de bijbehorende chaos. Over overaanbod gesproken.

Sieta van Keimpema, - voorzitter