maandag 17 januari 2011auteur: Sieta van Keimpema

week 3 - Het Melkpakket en de Advisory Group

week 3 - Het Melkpakket en de Advisory Group

Een week met veel vergaderingen en overleggen. Op dinsdag 11 januari heb ik in Brussel een EMB werkgroepvergadering en een gesprek in het Europees Parlement met Paolo de Castro, voorzitter van de Landbouwraad van het Europees Parlement.
Vervolgens ga ik woensdag 12 januari in Brussel samen met Romuald Schaber en Erwin Schöpges voor de EMB naar de ‘Enlarged Advisory Group on CAP towards 2020 – Quality Package – Milk Package’. Op donderdag 13 januari heb ik drie afspraken in Den Haag met kamerleden van de VVD, SGP en het CDA.

Deze week een taaie en lange blog over de Advisory Group waarmee ik u in het kort op de hoogte wil brengen van wat er momenteel speelt in Brussel. Over de EMB vergadering met alarmerende berichten uit Frankrijk, het gesprek met De Castro en de afspraken in Den Haag vertel ik u op een later tijdstip meer.

Advisory Group

Voor de ‘Advisory Group’ zijn door de EU Commissie alle ‘stakeholders’ (belanghebbende partijen) uit de zuivelketen uitgenodigd. Er zijn ongeveer 180 personen aanwezig waaronder 3 EMB-bestuurders, 27 vertegenwoordigers (per lidstaat 1) van de Copa/COGECA (waarin o.a de traditionele boerenorganisaties zitten) en 6 voor de CEJA; de jonge boeren. Al met al denk ik dat er nog geen tien boeren in de zaal hebben gezeten.

De inleiding van de vergadering begint veelbelovend, woorden als ‘fair’ (eerlijk) en ‘equality’ (gelijkheid) wekken immers verwachtingen! Verdeeld over 3 onderwerpen: Commentaar van de Commissie over het GLB richting 2020, het Kwaliteitspakket en het Melkpakket, worden de aanwezigen bijgepraat.
Het GLB gaat er in de toekomst anders uitzien, maakt Directeur Haniotis duidelijk. De toeslagrechten zoals we die nu kennen, gaan op de schop. Alleen als we diensten verlenen die de maatschappij als duurzaam en belangrijk beschouwt, is er nog een toeslag te verwachten. Voor kleine boeren komen er uitzonderingsbepalingen. De klimaatsverandering gaat een grote rol spelen net als het ‘groener’ worden van de landbouw. En dat alles beter gestructureerd. Ook de kwaliteitsvoorwaarden worden verder opgeschaald en aangepast, stelt vervangend Directeur Generaal L. Dormal Marino in een tweede presentatie.

Lars Hoelgaard, vervangend Directeur Generaal, rapporteerde over de hervormingsvoorstellen van de EU Commissie aangaande de zuivelsector en behandelde de actuele zuivelmarktsituatie. Die ziet er prima uit aldus Hoelgaard: gestegen melkprijzen en geen voortekenen dat binnenkort interventie noodzakelijk zal zijn.
Er moet in het nieuwe zuivelbeleid een solide basis worden gelegd om de ongelijke machtsverhoudingen tussen melkveehouders en melkverwerkers te beëindigen. Om dat te bereiken moeten de melkveehouders zich bundelen in producentenorganisaties ( tot een maximum van 33% van de nationale productie of 3,5% van het Europese melkvolume) en moeten er interbranche organisaties worden opgericht (waarin de totale zuivelsector gezamenlijk overleg pleegt over de markt). Contracten tussen melkverwerkers en melkproducenten zijn belangrijk omdat deze het reageren op marktsignalen zullen versterken, aldus Hoelgaard. Coöperaties worden mogelijk vrijgesteld van deze contracten als zij de contractelementen (prijs, prijsopbouw in A en B quotum, volume, bepalingen over aanleveringshoeveelheid per maand en de duur van het contract) al hebben vastgelegd met hun leden.

Daarnaast moet de transparantie worden verbeterd. Voor de EU Commissie was het in eerste instantie in 2009 totaal ondoorzichtig waar de marge op de melk bleef: de melkproducenten ontvingen veel minder melkgeld terwijl de zuivelproducten in de winkels nauwelijks goedkoper werden. Uit nader onderzoek is gebleken dat de zuivelindustrie zich onevenredig heeft verrijkt, stelde Hoelgaard vast. Over de coöperaties zei Hoelgaard, dat de positie van de leden niet beter was als bij een private melkafnemer. Hij legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de leden en vroeg zich af waarom wij, de eigenaren, in een coöperatie zaten als we er toch geen betere melkprijs door kregen…

Na de presentaties volgde een korte koffiepauze waarbij in plaats van melk, melkpoeder bij de koffie werd geserveerd. Weinig smaakvol.

Het tweede deel van de vergaderdag bestond uit 3 workshops over de 3 besproken thema’s in de ochtend. Uit de verdeling van de aanwezigen bleek dat de EU-subsidies in het GLB voor veel organisaties nog steeds speerpunt zijn van hun beleid: bijna de volledige Copa/COGECA vertegenwoordiging zat bij deze workshop. Voor de EMB zaten we gedrieën bij de workshop over het Melkpakket: daar ligt het belang voor melkveehouders na de afschaffing van het melkquotum. Tijdens deze workshop onder voorzitterschap van de heer Hoelgaard, werd allereerst de EU-marktanalyse behandeld. Voor de EMB heb ik opgemerkt dat de consumptiecijfers ontbraken in de marktanalyse van de Commissie, een essentieel onderdeel als je in wilt schatten of er werkelijk op de middellange termijn sprake is van goede vooruitzichten. Terwijl de EU uitgaat van een stijgende consumptie per hoofd van de EU-bevolking, gaan consumentenorganisaties in hun vooruitblikken uit van een daling van de consumptie per hoofd van de EU-bevolking. Waarom deze verschillen? Momenteel daalt de zuivelconsumptie per Europese burger, waarom gaat de EU er vanuit dat dit gaat veranderen? Welke ontwikkelingen verwacht men?
Mijn tweede kritische punt betrof de veronderstelde goede zuivelmarkt. Omdat de ontwikkeling van de kostprijs ontbreekt in de EU zuivelmarktanalyse, kan men niet door gestegen melkprijzen uitgaan van een verbeterde marktsituatie. De huidige gestegen melkprijs weegt zeker niet op tegen de gestegen kosten. Ik heb er op aangedrongen dat er een indexering wordt bijgehouden van de ontwikkelingen in de kostprijs en de melkprijs in de EU. Van alle 27 lidstaten zullen permanent, de kostprijsontwikkeling en de ontwikkeling van de boerenmelkprijs in kaart moeten worden gebracht om tot een betere analyse van de zuivelmarkt te komen.

Door de EMB werd daarnaast natuurlijk de noodzaak van een kostendekkende boerenmelkprijs ingebracht, die door een onafhankelijke instantie per EU-regio zal moeten worden berekend en uitgangspunt moet zijn van de contractonderhandelingen. Schöpges wees daarbij op de huidige situatie waarbij voor de grote zuivelverwerkers 2009 een topjaar was in bedrijfsresultaat terwijl de melkproducenten hun inkomens met 35 tot 50% zagen dalen.
Ook hebben we kritiek geleverd op de veronderstelling dat melkveehouders in een coöperatie invloed op het beleid kunnen hebben. Het rapport van de Duitse Kartelambt hebben we aangedragen waarin expliciet staat dat juist in coöperaties geen sprake is van overleg vooraf over de prijs of het volume en dat de leden hierop geen invloed uit kunnen oefenen: een coöperatie is tegelijkertijd nog geen producentenvertegenwoordiging.

Lars Hoelgaard was er in zijn presentatie vanuit gegaan dat er per lidstaat 4 producentenorganisaties (PO’s) zullen worden opgericht (33% maximaal per PO) en dat deze als resultaat een goede balans zullen geven. Daarmee werd door de EU Commissie echter geen rekening gehouden met het feit dat 58% van de melkproducenten in de EU is aangesloten bij één coöperatie, zodat in een aantal lidstaten het ledenpercentage ver boven de 33% uit stijgt. Hoe de EU Commissie daar straks mee om zal gaan, was een vraag die niet beantwoord werd.
EMB-bestuurder Schöpges bekritiseerde het vrijwillige karakter van de aanbevelingen in het Melkpakket. Als iedere lidstaat zelf mag beslissen welke aanbevelingen hij wel en of niet invoert, zal dit het GLB in de EU ondergraven met als gevolg dat er van een level playing field geen sprake meer is met alle gevolgen van dien. Veel aanwezigen deelden deze zorg van de EMB.

Over de inhoud en de praktische uitvoerbaarheid van veel van de voorstellen werden zoveel kritische opmerkingen gemaakt, dat de EU Commissie hard aan het werk zal moeten. En wij ook. Want de plannen die er nu liggen bieden veel ‘oude wijn in nieuwe zakken’ en weinig kansen op werkelijke versterking van de positie van melkproducenten in de keten, een kostendekkende melkprijs of realisering van de beoogde ‘duurzaamheid’. Dat de melkveehouderij momenteel voor jongeren weinig perspectief biedt, bleek uit het door de CEJA ingebrachte EU-percentage ‘jonge boeren’ (onder de 35 jaar), dat is nog slechts 6%.

Geen vrolijk verhaal. De komende maanden zetten we opnieuw alle zeilen bij om door te dringen tot de Europese beleidsmakers, politici en Parlementariërs. Zodat er nog vóór 2015 inhoud wordt gegeven aan termen als fairness en equality. Daar hebben de melkveehouders recht op!

Sieta van Keimpema,Voorzitter DDB