dinsdag 16 juni 2020auteur: DDB

Onder invloed

Johan Remkes had 8 juni tijdens de persconferentie in Nieuwspoort na het uitspreken van de titel van ‘zijn’ eindrapportage  “Niet alles kan overal”, best mogen vervolgen met: “En niet alles kan door mij zelf worden gedaan”.

Het bestuur van de DDB kan zich bijna niet voorstellen dat iemand als de heer Remkes - die een reputatie heeft zeer zorgvuldig te zijn - achter zo’n draak van een rapport staat.  

Dat hij bij de inhoudelijke samenstelling van dit rapport nauwelijks betrokken kan zijn geweest hoeft niemand te verbazen: aan het burgemeesterschap van een stad als Den Haag (én zijn rol als  beschermheer van de Nederlandse jeneverstokers) heeft hij al zo’n dagtaak dat hij onmogelijk tijd kan hebben gehad voor de samenstelling van dit rapport. Het is een rapport “onder invloed” geworden, zullen we maar zeggen. Waarbij de “verkeerde” mensen zijn geconsulteerd, door de verkeerde personen. Waarbij zelfs reeds achterhaalde rapporten en/of niet bewezen aannames met betrekking tot de rol van de landbouwsector in het stikstofverhaal opnieuw zijn afgestoft en in de etalage zijn gezet. Een Remkes-onwaardig rapport waar hij zijn naam beter niet aan had kunnen verbinden.

Rariteiten

Moeten we nog veel over dit rapport zeggen? In feite heeft ‘iedereen’ uit de landbouwpraktijk al geschreven en gesproken over de rare tegenstellingen - die soms al op dezelfde pagina en onder elkaar opgesomd worden - de fouten, de onzorgvuldigheden, de onmogelijkheden, en het volstrekt ontbreken van realiteitszin in dit rapport. Jammer genoeg zijn er ook partijen die deze hallucinatie wél een toekomstvisie wensen te noemen en in de Tweede Kamer zetelen.

Een kleine opsomming van een paar lukrake rariteiten:

  • “Het adviescollege komt tot de doelstelling om in 2030 de binnenlandse stikstofemissies met 50% terug te brengen (ten opzichte van 2019)”. Dat de cijfers van 2019 helemaal niet bekend zijn lijkt van geen belang voor het adviescollege. Terwijl het tussenrapport van de Commissie Remkes adviezen gaf op basis van eerdere jaren.
  • De commissie wil binnen tien jaar drijfmest uitbannen maar ook boetes opleggen aan overschotten (?). Dat er ‘as we speak’ vergunningen worden verleend voor de bouw van stallen met mestkelders, is een feit waardoor dit voorstel – naast de (financiële)  onhaalbaarheid in de praktijk – op zich al absurd is. 
  • Er wordt voorgesteld om hervormingen van het GLB in plaats van iedere 7 jaar (het is 6 jaar) naar 30 jaar te verlengen. Over het GLB heeft de commissie Remkes, de Minister van LNV óf zelfs Nederland als lidstaat, niets te zeggen. De invulling van het GLB is een zaak van Europa.
  • “Geen fosfaatrechten meer, geen dier-, varkens- en pluimveerechten, maar wel een ‘afrekenbare stoffenbalans’”, stelt het college voor. Leuk bedacht als ‘worteltje’ voor de boeren. Echter, de Minister van LNV is door middel van de staatssteunbeschikking fosfaatrechten, voor onbepaalde tijd – met evaluatie na 20 jaar - de verplichting met Brussel aangegaan om fosfaatrechten te handhaven. Ze kúnnen dus niet ‘zomaar’afgeschaft worden.  
  • “De stikstofreductie van de landbouw stagneert (sinds 2005)”, aldus het rapport. Terwijl de landbouwsector de emissie van 1990 tot 2016 met 65% verminderde. Dat de emissie van alle andere sectoren alleen maar gegroeid is, heeft men kennelijk “vergeten” te vermelden?
  • “De stikstofdepositie moet tenminste teruggebracht worden tot onder de grens van de kritische depositiewaarde (KDW) voor stikstofgevoelige natuur”, aldus het rapport. Dat de KDW in zeker 40 Natura 2000 gebieden zo onrealistisch en onhaalbaar is vastgesteld, dat zelfs als de laatste mens en het laatste dier uit Nederland zijn vertrokken, de norm nog niet wordt gehaald, vormt daarbij in de praktijk – op z’n zachtst gezegd - wel een probleem. De Nederlandse overheid zal deze onhaalbare normen eerst moeten aanpassen om überhaupt geloofwaardig te kunnen zijn.

De introductie van het Polder-communisme is sinds dit rapport, ook een feit:

  • Er worden’ landbouwreservaten’ voorgesteld: een proefballonnetje van Wageningen en Co met groene, oranje en rode gebieden die de geschiktheid voor landbouwactiviteiten moeten bepalen. Hoe een dergelijke “volksverhuizing” er uit moet zien, zonder de rechten van individuen extreem geweld aan te doen, blijft volstrekt onduidelijk. Zelfs het ‘uitruilen’ van boerenbedrijven wordt geïntroduceerd. De boer en zijn gezin: gemarginaliseerd tot productie-eenheid, te plaatsen waar de overheid dat passend acht.   
  • Big Brother wordt vervolgens als kers op de taart in de aanbevelingen van het adviescollege gepresenteerd: naast een wildgroei aan eisen, wetten, sancties, voorwaarden en nieuwe (stal)systemen voor de boeren, worden meetinstrumenten in en buiten de stal verplicht gesteld - “innovatieve technieken”. Dat dit technieken zijn voor het controleren van stalsystemen, waarover het college aan het begin van het rapport nog zei, dat ze deze binnen 10 jaar uit gefaseerd moesten zijn, is verbijsterend. Wie gaat er immers investeren in dure technieken die binnen 10 jaar overbodig zijn!?!  

En zo kunnen we nog wel pagina’s doorgaan. Wat ontbreekt in het rapport? Realiteitszin, allereerst. Maar ook een plan van aanpak voor die andere sectoren, in de mobiliteit, het vliegverkeer en de industrie. Maar die zouden al zoveel inleveren door de afspraken in het Klimaatakkoord, de Green Deal enz., aldus het adviescollege. Ik meen me te herinneren dat de landbouwsector bij die afspraken ook al niet echt was ‘vergeten’. En het verdienmodel in de landbouw? Is door het adviescollege daar één goed en realistisch voorstel voor gedaan? Ik heb hem in dit rapport niet kunnen ontdekken. 

Voor 17 juni aanstaande staat de behandeling van het Adviescollege Stikstof op de agenda van de procedurevergadering van de vaste commissie LNV.  Eens zien hoe het zit met de realiteitszin van de Kamerleden die hierover gaan debatteren. Misschien lachen ze even, denken ze: “die gekke Johan toch” en gaan ze over tot de orde van de dag.  

Ons welgemeende advies aan de heer Remkes? Maar niet meer doen, zo’n bijbaantje.

Namens het DDB bestuur,

Sieta van Keimpema, voorzitter